B2: Wijziging of vervanging lening

Zoek in

waarborgfonds van het WEW (

In het kort

Tijdens de looptijd van een lening met NHG kan er een wijziging van situatie plaats vinden. Er is dan mogelijk een wens om de lening te wijzigen of door een ingrijpende gebeurtenis zal de lening gewijzigd of afgelost moeten worden. In artikelen B staan de mogelijkheden en voorwaarden.

  • Over ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid             B1
  • Over wijzigingen en verzoeken tijdens de looptijd           
    B2, B3, B4, B5 en B6
  • Over voorkomen verliesmelding                                
    B6 en B7
  • Over de verliesmelding (en verkoop)                          
    B8, B9, B9A, B10, B11, B11A, B12, B12A, B13, B14 en B17
  • Over meldingen                                                         
    B15, B16 en B18

B2: Wijziging of vervanging lening

  1. De geldverstrekker is bevoegd met de geldnemer een wijziging van de voorwaarden van de lening of een vervanging van de lening overeen te komen.

  1. Uitsluitend indien sprake is van een bestaande eigenwoningschuld (zie definities van de Algemene Voorwaarden 2021-1) is het toegestaan tijdens de looptijd de lening(en) geheel dan wel gedeeltelijk aflossingsvrij te maken, met inachtneming van Artikel B3, onder de voorwaarde dat het totale aflossingsvrije gedeelte niet meer bedraagt dan 50% van de oorspronkelijke waarde van de woning. Het aflossingsvrije gedeelte mag uitsluitend betrekking hebben op het gedeelte van de bestaande eigenwoningschuld.

  1. Het is de geldverstrekker toegestaan het opbouwproduct om te zetten indien dit leidt tot verbetering van de individuele klantsituatie. Indien noodzakelijk mag hierbij lid 2 van dit artikel buiten beschouwing worden gelaten.

  1. Indien het vrijgeven van het opbouwproduct noodzakelijk is vanwege relatiebeëindiging geldt dat de opgebouwde waarde van het opbouwproduct wordt aangewend om de bestaande eigenwoningschuld te verlagen voordat de verdeling plaatsvindt.

  1. Het is de geldverstrekker toegestaan de bestaande verplichte verpanding van de overlijdensrisicoverzekering te laten vervallen.

  1. De borgtocht strekt niet verder dan de oorspronkelijke borgtocht.

  1. De geldverstrekker is bevoegd aan de geldnemer aanvullende financieringen te verstrekken, mits hij daarbij rekening houdt met de belangen van de stichting. De geldverstrekker dient dat bij een verzoek tot betaling van een verlies aannemelijk te maken. Indien de aanvullende financiering heeft plaatsgevonden conform de reguliere normen ter zake van de desbetreffende geldverstrekker, wordt geacht hieraan te zijn voldaan.

  1. Een melding aan de stichting is niet nodig; er is geen borgtochtprovisie verschuldigd.

Diegene met wie de stichting een standaard overeenkomst van borgtocht ter zake van leningen aan geldnemers heeft gesloten. 

Iedere natuurlijke persoon, ten behoeve van wie een borgtocht in de zin van artikel 7:850 BW van de stichting tot stand is gekomen tot zekerheid voor de nakoming van zijn betalingsverplichtingen, voortvloeiend uit (een) lening(en). 

Eén (of meer) geldlening(en), waarvoor de stichting zich borg heeft gesteld, aangegaan door één of meerdere geldnemer(s) met een geldverstrekker. 

De door (een) geldnemer(s) aan de stichting verschuldigde vergoeding voor het verstrekken van een borgtocht 

Toelichting

Met name leningen met een opbouwproduct (zie definities) of een gedeeltelijke aflossingsvrij leningdeel worden gewijzigd. Maar ook indien sprake is van een bestaande eigenwoningschuld met een annuïtair aflosschema kan een lening(deel) worden gewijzigd. Hiervoor is geen toestemming van de stichting benodigd, mits het nieuwe aflossingsschema voldoet aan de NHG-regelgeving dat van toepassing is op het moment van omzetten. Bij het omzetten dient de geldverstrekker in de gaten te houden dat het aflossingsvrije leningdeel niet meer bedraagt dan 50% van de oorspronkelijke waarde van de woning bij aanvang van de lening. Indien de opgebouwde waarde in het opbouwproduct er toe zal leiden dat de lening afgelost wordt tot een percentage onder de 50% aflossingsvrij, dan is het toegestaan om het bedrag onder de 50% aflossingsvrij vrij beschikbaar te stellen aan de klant. Het is in dat kader aan de geldverstrekker de geldnemer vooraf goed te informeren over de betekenis van de gevolgen van de opname uit het opbouwproduct in relatie tot het aflossen van de lening aan het einde van de looptijd hiervan.

 

De stichting is zich ervan bewust dat er tijdens de looptijd van de lening zich knelpunten kunnen voordoen bij opbouwproducten waardoor niet in alle gevallen blijvend aan de NHG-regelgeving kan worden voldaan. Zo komt het bijvoorbeeld voor dat bij aanvang van de lening een beleggingsovereenkomst is afgesloten waarmee de lening aan het einde van de looptijd dient te worden afgelost. Bij beleggingsovereenkomsten is het bekend dat de rendementen kunnen tegenvallen waardoor de lening aan het einde van de looptijd niet kan worden afgelost. Het is de geldverstrekker toegestaan om een opbouwproduct om te zetten indien dit leidt tot verbetering van de individuele klantsituatie. In voorkomende gevallen kan dan ook het aflossingsvrije gedeelte groter zijn dan 50%, maar ten opzichte van de oude situatie zal er verbetering zijn. Het verhoogde risico hiervan ligt echter bij de geldverstrekker. Hierbij wordt wel expliciet gewezen op het feit dat de oorspronkelijke borgstelling hierdoor niet wijzigt.

 

Het kan noodzakelijk zijn het opbouwproduct vrij te geven vanwege relatiebeëindiging. In dat geval is de geldverstrekker verplicht om de waarde van het opbouwproduct af te lossen op de lening. Hierdoor ontstaat een lagere eigenwoningschuld. Vervolgens kan de bestaande eigenwoningschuld worden verdeeld.

 

Voor het wijzigen van de lening is voor NHG geen inkomenstoets en ook geen nieuwe taxatie benodigd. Het is de geldverstrekker vrij om hierin wel aanvullend te toetsen om zich te vergewissen dat er een verantwoorde financiering blijft bestaan na wijziging.

 

Het is overigens toegestaan dat de looptijd van de lening/lening-delen wordt verlengd. Het is echter niet zo dat de borgstelling verlengd kan worden. Deze loopt conform Artikel A1 maximaal 30 jaar.

 

Gevolgen verdwijnen ORV-verplichting

Om uniformiteit te realiseren tussen aankoop- en beheersituaties hebben we de verplichte verpanding van de overlijdensrisicoverzekering losgelaten. Dit houdt niet in, dat de overlijdensrisicoverzekering beëindigd hoeft te worden. Dit kan per klantsituatie verschillen.

NHG is zich ervan bewust dat het niet langer vereisen van het verplicht verpanden van een overlijdensrisicoverzekering voor bestaande garanties gevolgen heeft voor geldverstrekkers. Adviseurs hebben tijd nodig om informatievoorziening voor klanten in te richten, hen te ondersteunen met bijvoorbeeld het beantwoorden van vragen of het doorvoeren van eventuele wijzigingen in de overlijdensrisicoverzekering. We kunnen ons voorstellen dat de uitwerking hiervan tijd kost en – zeker voor geldverstrekkers met veel NHG-klanten in hun portefeuille - niet meteen van vandaag op morgen voor alle klanten is geregeld.