1.11 Erfpachtovereenkomst

Zoek in

waarborgfonds van het WEW (

In het kort

Om in aanmerking te komen voor NHG zijn er voorwaarden gesteld aan de aanvragers en de woning. In deze norm lees je welke voorwaarden dit zijn.

  • Over de toepassing        Norm 1.1, 1.2 en 1.12
  • Over de aanvragers        Norm 1.3, 1.4, 1.13 en 1.14
  • Over de borgstelling      Norm 1.5 en 1.6
  • Over de woning              Norm 1.7, 1.8 en 1.11
  • Over verbouwing (EBV) Norm 1.9 en 1.10

1.11 Erfpachtovereenkomst

  1. Uit de erfpachtovereenkomst dient de (resterende) duur van het recht van erfpacht te blijken.

  1. Indien de erfpachtovereenkomst is gesloten voor 1 januari 1992, mag de (resterende) duur van het recht van erfpacht niet korter zijn dan de helft van de looptijd van de lening, tenzij in de overeenkomst is opgenomen dat het recht van erfpacht na de (resterende) duur onvoorwaardelijk wordt verlengd.

één (of meer) geldlening(en), waarvoor de stichting zich borg heeft gesteld, aangegaan door één (of meer) geldnemer(s) met een geldverstrekker.

Toelichting

In 1992 is de wet inzake erfpachtovereenkomsten gewijzigd. Met ingang van 1 januari 1992 is de erfpachthouder verplicht aan de erfpachter een redelijke vergoeding voor de woning te geven, indien de erfpachtovereenkomst niet wordt opgevolgd door een nieuwe erfpachtovereenkomst. Door deze schadeloosstelling is de resterende duur van de erfpachtovereenkomst bij aankoop van de woning niet meer aan de orde.

Indien er sprake is van beklemrecht, dan dient de huursom van de grond te worden beschouwd als canon.